073 720 02 00

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Bijgewerkt op Geen categorie

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb) worden ook wel de spelregels van het bestuursrecht genoemd. De abbb zijn geschreven en ongeschreven spelregels waaraan de overheid zich moet houden. Om welke beginselen het gaat en wanneer u een beroep kunt doen op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur legt mr. Annemarie Posset hieronder uit.

Behoorlijk bestuur

In zijn algemeenheid geldt dat de overheid zich behoorlijk moet gedragen richting burgers, bedrijven en organisaties. Er moet sprake zijn van behoorlijk bestuur. In het bestuursprocesrecht heeft dit in de loop van de jaren geleid tot een set algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in 1994 is een aantal van deze beginselen ‘gecodificeerd’. Dat betekent dat ze in de Awb zijn opgenomen en dus geschreven rechtsregels zijn geworden. Het motiveringsbeginsel, het verbod van detournement de pouvoir en het evenredigheidsbeginsel zijn voorbeelden van algemene beginselen van behoorlijk bestuur die zijn opgenomen in de Awb.

Een deel van de abbb is niet opgenomen in de Awb en zijn derhalve ongeschreven rechtsregels. Het beginsel van fair play, vertrouwensbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel zijn voorbeelden van ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Formele en materiële abbb

Binnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt een onderscheid gemaakt in formele en materiële beginselen. De formele beginselen hebben betrekking op de formele kant van de besluitvorming en het overheidshandelen. Voorbeelden van formele abbb zijn het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel.

De materiële beginselen hebben betrekking op de inhoud van besluiten die de overheid neemt. Het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel zijn voorbeelden hiervan.

Wanneer beroep doen op algemene beginselen behoorlijk bestuur

Vertrouwensbeginsel

Behoorlijk bestuur betekent dat de overheid gewekte verwachtingen moet waarmaken. Er wordt dan ook zeer vaak een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 29 mei 2019 een interessante uitspraak gedaan over een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel (ECLI:NL:RVS:2019:1694). Een beroep op het vertrouwensbeginsel moet, aldus de Afdeling, voortaan worden beoordeeld aan de hand van drie stappen die moeten worden doorlopen/ vragen die moeten worden beantwoord:

STAP 1: Het moet gaan om een toezegging of een uitlating die de burger mag opvatten als een toezegging.

STAP 2: Deze toezegging moet zijn gedaan door het bestuursorgaan zelf of door een persoon van wie de burger redelijkerwijs mocht aannemen dat die de huidige opvattingen van het bevoegde overheidsorgaan weergaf.

STAP 3: De rechter moet een afweging maken tussen de belangen van de persoon aan wie de toezegging is gedaan, de belangen van derden (zoals omwonenden of concurrenten) en de belangen van de samenleving.

De rechtsvraag wanneer een geslaagd beroep kan worden gedaan op het vertrouwensbeginsel is een essentiële en komt vaak voor. Op dit algemene beginsel van behoorlijk bestuur wordt namelijk, zoals gezegd, zeer vaak een beroep gedaan. Met deze uitspraak is er meer inhoud gegeven aan de mogelijkheden voor een beroep op het vertrouwensbeginsel.

Gelijkheidsbeginsel

Kort gezegd betekent het gelijkheidsbeginsel dat gelijke gevallen, gelijk moeten worden behandeld door de overheid. Omdat gevallen zeer zelden 100% gelijk zijn, is een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel lastig.

In de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:694) slaagde het beroep op het gelijkheidsbeginsel wel.

Wat was er aan de hand? Appellanten verkochten fruit van hun bedrijf in een zogenaamd ‘fruitstalletje’ langs de weg. Deze verkoop was in strijd met de bestemming ‘Verkeer’ die ter plaatse gold. Het college was derhalve bevoegd om handhavend op te treden. Appellanten waren het daar niet mee eens en kwamen uiteindelijk bij de Afdeling terecht. Daar deden zij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij betoogden dat in de omgeving in het oogstseizoen veel fruitstalletjes aanwezig zijn waartegen het college niet handhavend optreedt, zodat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Het college kon geen verklaring geven voor het feit dat in andere situaties niet wordt opgetreden. Daarom achtte de Afdeling het optreden tegen het fruitstalletje van appellanten in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Snijders Bestuursrecht voor advies

Heeft u een geschil met de overheid en vindt u dat er geen sprake is van behoorlijk bestuur, of dat zelfs de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden? Neem contact met ons op en wij zoeken het voor u uit!

Vraag & antwoord

Veelgestelde vragen

Ja, dit is opgenomen in artikel 915 van de Wet franchise. Daaruit volgt dat de franchisenemer “binnen de grenzen van redelijkheid” de “nodige maatregelen” dient te treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Nee, de Wet franchise kent die verplichting niet. Wel dient er een omvangrijk PID verstrekt te worden.

De Wet franchise is niet duidelijk op dit punt. Er wordt in de Wet franchise bij deze zogenaamde “multiple franchising” wel een uitzondering voor de stand-still periode gemaakt, maar niet voor het verstrekken van de PID zelf.


Lees meer

In de Wet franchise wordt dit niet specifiek benoemd. Je zou kunnen aannemen dat de fase voor verlenging niet als een voorfase kan worden beschouwd en de precontractuele informatieverplichting (waaronder het verstrekken van de PID) niet van toepassing is. De franchisenemer die al vijf jaar de betreffende locatie heeft geëxploiteerd kent de franchiseorganisatie en de kosten en opbrengsten van de exploitatie van zijn/haar vestiging.


Lees meer

Volgens de Wet Franchise moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang is voor de kandidaat. Aan de andere kant is het ook zo dat er ook een onderzoekplicht is van de kandidaat. Als de aspirant-franchisenemer zelf geen onderzoek doet is dat voor diens risico.


Lees meer

Nee, de wet is heel strikt in deze 4 weken en de rechtspraak gaat hier vooralsnog in mee. Dit kwam naar voren in het kort geding van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 30 juni 2021. De rechter overwoog (onder meer) dat in artikel 7:913 en 7:914 BW besloten ligt dat er met het verstrekken van de precontractuele informatie door de franchisegever een aanbod wordt gedaan aan de beoogde franchisenemer om op basis van de bijgevoegde ontwerp franchiseovereenkomst een franchiseovereenkomst te sluiten. Het is vervolgens aan de beoogde franchisenemer om zich te beraden of hij dit wil of dat hij nog verder wil onderhandelen met de franchisegever. De franchisegever kan in deze termijn alleen maar afwachten. Het is de franchisenemer die aan zet is.

De stand-still periode duurt 4 weken. Dit is een verplichte bedenktijd voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Tijdens deze periode mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd ten nadele van de aspirant franchisenemer. Bedoeling van deze periode is dat de kandidaat alle gelegenheid heeft om alle informatie goed te bestuderen en ook om nader onderzoek te doen. Dit moet er voor zorgen dat een kandidaat goed nadenkt en in alle rust een weloverwogen beslissing kan nemen.

Dit document wordt aan het begin van de stand-still periode door de franchisegever overhandigd aan de kandidaat franchisenemer. De PID is een erg uitgebreid document. De PID bevat namelijk alle informatie bevat die tussen franchisegever en kandidaat is uitgewisseld. De franchisegever moet hier heel zorgvuldig mee omgaan. Het ontbreken van informatie kan aanleiding zijn tot claims van de franchisenemer. De PID moet alle informatie bevatten waarvan de franchisegever moet begrijpen dat die van belang kan zijn voor de aspirant franchisenemer.

Nee. Indien uw zaak op toevoegingsbasis behandeld kan worden, kunt u het beste contact opnemen met het Juridisch Loket. Zij helpen u bij het vinden van een advocaat die op deze basis werkt.

De gemiddelde werving en selectie fee in Nederland ligt tussen de 20% en 30% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantiegeld en overige emolumenten). De exacte hoogte is afhankelijk van de complexiteit van de zoekopdracht, de branche en de schaarste op de arbeidsmarkt.


Lees meer

Bent u op korte termijn op zoek naar juridische professionals voor een Interim opdracht of juist op basis van werving & selectie? Bij Snijders Interim bent u aan het juiste adres. Bij Snijders Interim Community zijn de beste juridische professionals uit de markt aangesloten. Of u nu op zoek bent naar een jurist, advocaat, Legal Counsel of bedrijfsjurist op junior, medior of senior level, wij staan u graag bij in uw zoektocht. Laat het ons weten en we komen graag bij u op bezoek om onze dienstverlening verder toe te lichten

Wie stelt moet bewijzen, dat is de hoofdregel van ons burgerlijk procesrecht. Maar wat nu als u een geschil heeft met een andere partij maar u uw stellingen niet (voldoende) kunt onderbouwen? U kunt dan een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel het vergaren van extra informatie en bewijs.


Lees meer

Veel werkgevers stellen internet en e-mail aan werknemers ter beschikking. Werknemers gebruiken dat namelijk bij het verrichten van hun werkzaamheden. Soms gebruiken werknemers echter dat internet en die e-mail (tijdens werktijd) voor tal van andere activiteiten, variërend van het lezen van privé e-mail tot het bekijken van pornofilmpjes.


Lees meer

Regelmatig worden wij met de vraag geconfronteerd of een uitlener de door hem aan een ander ter beschikking gestelde werknemers, zoals uitzendkrachten of een gedetacheerde werknemers, kan verbieden om bij de inlener in dienst te treden of dat op een andere manier kan belemmeren. Wij geven antwoord.


Lees meer

Regelmatig stellen werkgevers vragen over de, sinds 1 januari 2015 geldende, aanzegverplichting. De meest gestelde vragen en de antwoorden daarop volgen hieronder.


Lees meer

Als u een geldvordering heeft op een wanbetaler, kunt u beslag laten leggen op een bankrekening. Dat kan door een advocaat te vragen om dit te doen. Alleen advocaten (en dus niet deurwaarders) mogen aan de rechtbank toestemming vragen om conservatoir beslag te leggen.


Lees meer
Lees alle FAQ's
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties
Wij scoren gemiddeld een 8,9 op basis van 54 referenties